Mij is meermalen gevraagd waarom Hans Holbeins schilderij "De Ambassadeurs" op de voorkant van mijn boek staat. Ik had de volgende overwegingen:
(1) Veel van de afgebeelde voorwerpen op het schilderij verwijzen naar de artes liberales, ofwel de vrije kunsten: de grammatica, dialectica, retorica, geometrie, aritmetica, muziek en astronomie. In de tijd waarin het schilderij tot stand is gekomen (1533) vormden de humaniora en de studie der natuur een vrijwel onlosmakelijke eenheid. Gewoonlijk wordt het schilderij gezien als een verwijzing naar de Eeuw der Ontdekkingen (zie bv. de globe en de astronomische instrumenten). Een van de stellingen in mijn boek is dat zowel de humaniora als de zogeheten Nieuwe Wetenschappen hebben bijgedragen tot de grote ontdekkingen in de 16e en 17e eeuw (waarbij de humaniora niet alleen vooraf gingen aan de Nieuwe Wetenschappen, maar deze tevens hebben gevormd).
(2) De relatie tussen religie en wetenschap wordt op meerdere wijzen uitgedrukt in het schilderij: een wereldlijk en een religieus persoon staan naast elkaar en kijken ons aan. Maar tussen hen staat de wereld der wetenschap: van de studie der muziek, tekst en grammatica tot de astronomie, wiskunde en geografie. De gebroken luitsnaar (niet goed zichtbaar op de boekomslag maar wel op deze reproductie) wordt wel gezien als symbool van wanklank tussen wetenschap en religie. Uiteindelijk wint de secularisering van het wereldbeeld, maar dat was ten tijde van de productie van dit schilderij nog allerminst zeker.
(3) Het vreemde object op de voorgrond is een schedel die is afgebeeld in vervormd perspectief dat bekend staat als 'anamorfose'. Als je schuin tegen de zijkant van de afbeelding aankijkt, zie je de schedel in normale proporties. Deze afbeelding drukt een vanitas-symbool uit, maar in de context van mijn boek verwijst ze ook naar een van de belangrijkste ontdekkingen in de alfawetenschappen: het lineair perspectief zoals beschreven door Leon Battista Alberti (1435).
Het is niet zo dat ik met de keuze van deze afbeelding wil stellen dat de geesteswetenschappen zoals we deze nu kennen vooral zouden zijn ontstaan in de vroegmoderne tijd. Zeker, deze tijd is van zeer groot belang geweest, maar ik had net zo goed een 19e eeuwse, een klassieke of middeleeuwse afbeelding kunnen kiezen, of een afbeelding van de Indiase taalkundige Panini of van de Perzische polyhistor Al-Biruni. Uiteindelijk gaf de schoonheid van de afbeelding de doorslag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten